Het beroven van God
God heeft alles gemaakt wat we kunnen zien, aanraken
en voelen. Hij maakte de sterren en de
sterrenstelsels. Hij heeft de aarde gemaakt en alles
erop. Er is niets dat God niet gemaakt heeft,
inclusief wij mensen. Onze God bezit het allemaal.
Wij mensen bezitten niets op deze aarde. Alles wat
we hebben, heeft onze God ons gegeven. Wij kunnen
geen leven scheppen; God is de Enige die leven kan
scheppen. Wanneer een kind geboren wordt, gaf onze
God dat kind Zijn adem (Geest). Wij kunnen niet
leven zonder onze geest. Als we sterven, verlaat
onze geest ons lichaam en keert terug naar God die
het gemaakt heeft. Wij mensen kunnen geen leven
scheppen, alleen God kan dat doen. Hij bezit het
allemaal, inclusief ons mensen.
God heeft ons een verstand gegeven, zodat we kunnen denken. We kunnen nadenken over de goedheid van God. We kunnen dingen creëren op deze aarde. In onze gedachten kunnen we de dingen zien die komen gaan. Hij gaf ons een hart, zodat we kunnen voelen. Wij kunnen Gods aanwezigheid in ons leven voelen. We kunnen compassie hebben voor de mensen om ons heen Hij heeft ons een vrije wil gegeven, zodat wij kunnen kiezen. We kunnen God dienen, of we kunnen onze eigen weg gaan en proberen het zelf te doen. God heeft ons gemaakt, maar wij kunnen ervoor kiezen om zonder Hem te zijn. De keuze is nog steeds aan ons. Hij zei dat ‘wie wil’ tot Hem mag komen. We kunnen veel dingen en veel rijkdom hebben. Maar het behoort nog steeds aan God toe. Wij zijn de verzorgers van de dingen die we hebben. We zijn zonder iets op deze wereld gekomen en we zullen deze wereld zonder iets verlaten. Het behoort allemaal aan Hem toe. Hij laat ons de dingen gebruiken die we hebben, maar het keert terug naar Hem. God verlangt wel van ons dat we tienden en offers betalen. Dit geldt voor iedereen. Een tiende is de eerste 10% van de stijging die we hebben. Het aanbod is onze keuze. Als we God geen tienden en offers geven, beroven we God. We hebben de dingen die we hebben omdat God het ons heeft gegeven. Het behoort allemaal aan Hem toe. We gebruiken het gewoon terwijl we hier op aarde zijn. We beroven God ook op een ander gebied. Wij beroven Hem van de zegen die Hij ons geeft als wij Hem geven. De tienden en offers die we geven, zullen als een zegen naar ons terugkeren. Wij kunnen God niet uit handen geven. Als wij aan Hem geven, zegent Hij ons met meer dan wij gaven. Onze God wacht om ons te zegenen, en wij beroven Hem, omdat Hij ons wil zegenen. Hij kan ons niet zegenen als wij niet ons deel doen, door te geven wat Hij ons heeft opgedragen. Er was een dame in de kerk die de week ervoor $ 1.000,00 verdiende. Ze begon een cheque van $ 100,00 uit te schrijven als tiende voor de Heer. Ze voelde dat de Heer tegen haar zei: ‘Maak de cheque van $ 120,00.’ Dus dat deed ze. Er was een man in dezelfde kerk waarvan bekend was dat hij biljetten van $ 100,00 gaf aan mensen in nood en als een getuigenis van Gods goedheid. Hij ging naar de dame en begon een biljet van $ 100,00 te pakken. Er zat een biljet van $ 20,00 op het biljet van $ 100,00 geplakt. Hij begon het biljet van $ 20,00 terug in zijn portemonnee te stoppen en er nog een biljet van $ 100,00 uit te halen. Hij hoorde God zeggen: “Ik zei €120,00.” De man zei tegen God: "Ik ben een man die bekend staat om het uitdelen van biljetten van $ 100,00." Toen zei God: “Nee, jij bent een man die naar Mij luistert.” Hij gaf de dame $ 120,00. Een paar jaar later werd het verhaal in de kerk verteld. De dochter van de man kwam een paar dagen later het kantoor van de man binnen en vroeg haar vader: ‘Ben jij degene die die dame de $ 120,00 heeft gegeven? Hij zei ja." De dochter zei: ‘Mijn hele leven heb ik je weer naar restaurants zien gaan om iemand wat geld te geven. Papa, ik wil net zoals jij zijn.” We krijgen altijd meer terug van wat we geven. We kunnen God niet geven. ______________________________ Nieuwe King James-versie Prediker 12:7 Dan zal het stof terugkeren naar de aarde zoals het was, en de geest zal terugkeren naar God die het gegeven heeft. Nieuwe King James-versie Maleachi 3:4 ‘Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem aangenaam zijn voor de Heer, zoals in de dagen van weleer, zoals in vroegere jaren. 5 En ik zal naar je toe komen voor oordeel; Ik zal een snelle getuige zijn tegen tovenaars, tegen overspelers, tegen meineedigen, tegen degenen die loontrekkenden, weduwen en wezen uitbuiten, en tegen degenen die een vreemdeling afwijzen, omdat ze Mij niet vrezen, zegt de HEER van de hemelse machten. 6 Want Ik ben de HEER, Ik verander niet; daarom worden jullie niet verteerd, zonen van Jakob. 7 ¶ Toch bent u sinds de dagen van uw vaderen weggegaan van mijn verordeningen en hebt u ze niet gehouden. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar jullie terugkeren”, zegt de HEER van de hemelse machten. “Maar jullie zeiden: ‘Op welke manier zullen we terugkeren?’ 8 Zal een mens God beroven? Toch hebt u mij beroofd! Maar u zegt: 'Op welke manier hebben wij u beroofd?' In tienden en offers. 9 Je bent vervloekt met een vloek, want je hebt mij beroofd, zelfs dit hele volk. 10 Breng al de tienden naar de voorraadschuur, zodat er voedsel in mijn huis zal zijn. En beproef Mij hierin, zegt de HEER van de hemelse machten, als Ik de vensters van de hemel niet voor jullie zal openen en zulke dingen voor jullie zal uitgieten. zegen Dat er niet genoeg ruimte zal zijn om het te ontvangen. 11 En Ik zal de verslinder ter wille van u bestraffen, zodat hij de vrucht van uw land niet zal vernietigen, en de wijnstok zal niet nalaten vrucht voor u te dragen op het veld, zegt de HEER van de hemelse machten; 12 Alle volken zullen u gezegend prijzen, want u zult een prachtig land zijn, zegt de HEER van de hemelse machten. |